19 augustus, 2011

Het geluid van karren


Voetstappen op de trap, stampend en snel maken mij nog steeds waakzaam: onraad, gevaar. Dezer dagen heb ik een soort angstreactie op de geluiden, voortgebracht door de wagens van wat nog steeds de Stadsreiniging wordt genoemd.
Er rijden er veel door de Amsterdamse binnenstad en ze rijden vaak.
Toen de vandalenorganisatie De Key besloot mijn huisraad uit het raam te laten gooien door een commando skinheads was de opdracht dat er een grijperwagen van de stadsreiniging langs zou komen om alvast het een en ander te laten vernietigen.
Een mannetje met permanentje had besloten dat er niets in mijn huis was dat de moeite van het opslaan waard was. Hoe hij binnen is gekomen laat zich raden: keukenmeidenverhalenschrijfster Buurvrouw wist te melden "dat hij foto's had gemaakt" om dit waardige besluit te onderstrepen.
Ter begeleiding van de skinheads was er een ander permanentmannetje door een van de skinheads aangeduid als "deurwaarder". Ik heb de naam van het individu gehoord maar deze is mij meteen weer ontschoten. In ieder geval kon ik met hem onderhandelen dat de grijpactie niet doorging: ik zou vervoer regelen van mijn spullen naar een opslagplaats. Het smijten ging door intussen.

Ik had geen mobiele telefoon bij mij - niet dat die veel geholpen zou hebben. Ik kon wel telefoneren bij een kantoor van Maatschappelijk Werk. Afspraken maken met opslagplaatsen die ook transport te bieden hadden bleek niet al te makkelijk. En ik kon niet teruggebeld worden. Het was zaak om zo kort mogelijk bij de berg vuilniszakken weg te zijn, om grijpwagens of snuffelende mensen af te slaan.
Mijn eigen vaste telefoon was het eerste wat de rabauwen onklaar hadden gemaakt. En mij werd de toegang tot mijn woning ontzegd door een uniformdrager die al spoedig vertrok, maar waartoe zou ik nog aangedrongen hebben?

Het hele verhaal van de ups en downs van de verdediging van mijn spullen ga ik hier nu niet vertellen. Toen niets meer mogelijk leek kwam de Liefste een verhuiswagen tegen bij het Rembrandthuis, Rent A Mover, RAM. Of zij misschien beschikbaar waren...? "Mevrouw, over een half uur zijn we bij u". Eigenlijk waren het rabauwen van dezelfde soort als die mijn huis leeggesmeten hadden, ze deden dat soort klussen ook wel eens, maar deze mannen zouden in mijn dienst zijn.
Mijn wake was al ruim meer dan vierentwintig uur aan de gang en de "buurtregisseur" had al gewaarschuwd: het moet vanmiddag weg zijn want anders komt de kraakwagen. De RAMmannen kwamen als een godsgeschenk.

Een bijzondere kracht, de geest zal ik hem maar noemen, hield mij op de been. Ik had niet eens de anders zo nodige zonnebril op, voorzover ik weet. Oogdruppels bleken die ruim vierentwintig uur niet nodig. Ik kan dit achteraf met verwondering vaststellen.

In de ochtendschemer kwamen er twee studenten die wat op hadden langs. Zij spraken zoals iedereen hun verbazing uit over het tafereel, hadden niet de indruk met een soort onderklassefiguur te maken te hebben die wied had geteeld of zijn huur niet betaald - als iedereen vonden zij het onbegrijpelijk. Alleen joegen zij mij wel angst aan met de mededeling dat spoedig de grofvuiljongens langs zouden komen. Die zouden toch wel korte metten maken met mijn spullen. Zij bemerkten mijn verontrusting en krabbelden zelf al terug: er viel met die jongens best te praten en ze zouden vast ook geen zin hebben in dit enorme karwei.
De zorgwekkendste factor was de buurvrouw die naar mijn weten de schuldige achter dit alles was. Ik was zo dom geweest een gesprek met haar aan te willen gaan - het defaitistische idee dat ik mijn spullen "even" in het fietsenhok zou deponeren van het huis waarvoor ik tenslotte de huur had betaald.

Zij insinueerde dat er geen enkele reden was waarom ik mijn spullen zou verdedigen. "Je bent hier in geen tien jaar geweest, dus als je er zo lang buiten kunt kun je ze wel missen." In geen tien jaar geweest - zij verkocht de leugen tegen mijzelf en het moet de leugen zijn geweest die zij aan de insluipers van de zogenaamde woonstichting De Key verteld heeft. Zij moest haar leugen wel zelf geloven anders zou zij hem niet debiteren tegen degene die wel beter wist. Het fietsenhok gaf ik op. Ik gaf te kennen dat ik de nacht buiten bij mijn spullen zou doorbrengen, punt uit. "Waarom kwel je jezelf zo?" vroeg de door geen man ooit begeerde. Dan komt mijn vraag: "Ben je hier nu trots op?" "Ja, ik heb jou ontruimd." "Ik koester zo mijn verdenkingen."
Voor een raampje aan het gemeenschappelijk fietsenhok - dus tevens een door mij betaalde ruimte - had ze een affichetje opgehangen met godbetert de tekst "Handen af van onze bieb".

Dit was het gevaarlijkste ogenblik. Zij kon de stadsreiniging bellen om te vragen of die troep onder haar raam kon worden verwijderd. Misschien heeft zij het ook gedaan - achteraf valt dan vast te stellen dat zij niet onmiddellijk haar zin kreeg. Maar dat viel niet te weten, in de lichturen na een doorwaakte nacht, mijn laatste nacht aan de Raamgracht/Zanddwarsstraat. Ik kan u verzekeren dat er heel vaak wagens van de stadsreiniging door de binnenstad karren op dinsdagochtend. En waarschijnlijk op iedere werkdagochtend. En bij iedere - ze zijn op tamelijk grote afstand te horen, het is bijna altijd stil op deze plaats - hoorbare verschijning schoot ik in de houding vanwaaruit ik mijn eigendommen zou moeten verdedigen.
Iemand in een stadsreinigingskar nam een foto van de berg vuilniszakken. Dit had hij nog nooit gezien.

Terug bij het beginpunt: iedere lawaaiige stadsreinigingswagen die ik hoor - en het zijn er veel, vaak - doet mij in de schrik- en verdedigingshouding schieten.
Ik vraag mij af hoe lang het duurt voordat het gesleten is. Om het er in te krijgen was niet veel tijd nodig, vooral intensiteit.



Geen opmerkingen: