26 december, 2006

Proeve van een manifest aangaande het christen-anarchisme

Het tijdschrift van het Amsterdamse Catholic Workerhuis oftewel het Jeannette Noelhuis vermeldde het in druk. Had ik het echt gezegd? “Er is geen toekomst voor het christendom zonder het anarchisme, en omgekeerd”? Het was de conclusie van een voordracht over het christen-anarchisme, zoals de Catholic Worker dit met roomse kleur vormgeeft. Op papier zal het er zo uitgekomen zijn – mondeling ben ik nooit zo stellig. Maar als deze tijd vraagt om christen-anarchisme: welaan dan!


Voor het volgende moet ik van tevoren vaststellen dat ik een onderscheid maakt tussen religie, geloof en godsdienst. Het Nederlands geeft mij deze vrijheid. Religie is, naar de oorspronkelijke Latijnse etymologie, het – eventueel in schrik of verwarring – terugwijken voor het onverklaarbare, in dit verband het best “het numineuze” te noemen. Geloof is het vertrouwen in het numineuze – het onzienlijke is tenslotte niet schrikwekkend (Hebr. 11:1 drukt dit voor het christelijk geloof goed uit). Godsdienst is de georganiseerde vorm van geloof of religie. Volgens deze omschrijving is het al bijna vanzelfsprekend dat alleen een leiderloze, niet-autoritaire organisatievorm enige toekomst belooft aan in ieder geval het christendom. De christelijke geloofsbelijdenis deelt iedere gelovige in bij de ene, algemene Kerk – de gemeenschap van belijdenden. Synodes, bisschoppen, pausen en patriarchen worden hierin niet genoemd. Zij kunnen desnoods verdragen worden door de gemeenschap der gelovigen, maar onder voorbehoud. “Mogen de goede kanten van onze bisschoppen ons ten goede zijn, mogen de slechte kanten ons niet ten kwade strekken” hoorde ik ooit een roomse priester voorbidden. Een mooier pleidooi voor een niet-autoritaire Kerk kan ik niet bedenken.
Atheïsten weten altijd uitstekend wat goed is voor anderen en zullen op dit punt al God Zelf in stelling brengen. Die is almachtig, en daar zijn wij tegen. Als Hij bestond moest Hij afgeschaft worden. Het probleem in dit geval is, dat als Hij (gemakshalve houd ik even dit persoonlijk voornaamwoord aan) almachtig is er niets af te schaffen valt. Er valt dan evenwel ook niets te onderwerpen of te gehoorzamen – een almachtige kan eenvoudigweg niet niet-gehoorzaamd worden. Iedere speculatie over, iedere toevoeging van een eigenschap of adjectief aan het per definitie onkenbare schiet tekort. Een begrepen God is geen god, zegt de mysticus Gerhard Tersteegen. In de praktijk gaat het de menselijke vermogens te boven om op deze manier over het onzegbare, het numineuze, het niet-praten te beoefenen. Dit onvermogen mag echter nooit uit het oog verloren worden.

De centrale persoon in het christendom is Jezus van Nazareth, meestal Christus genoemd. Het is niet eens zeker of deze persoon daadwerkelijk bestaan heeft. Het is zeker dat niet alles wat over hem geschreven is naar een historische gebeurtenis verwijst. Christus wordt alleen gekend aan de hand van een verzameling geschriften die het Nieuwe Testament wordt genoemd. Er kunnen geldige andere verhalen zijn, maar over dit Nieuwe Testament zijn christenen het in ieder geval eens. De verhalen over Christus getuigen van een bijzondere band van de beschrevene met de onbegrijpelijke ene God, die Jezus hemelse Vader noemt. De God van Jezus komt min of meer overeen met de collectieve identiteit van de mens, zoals Fons Elders God ooit omschreven heeft. De onderwijzingen, vermaningen en voorschriften die Jezus over zijn hemelse Vader geeft brengt de onbegrijpelijke immanente transcendentie naar de dagelijkse menselijke werkelijkheid. Het koninkrijk Gods dat Jezus schetst zou wel zeer sterk vereenvoudigd als het overheersen van een algemeen goed geweten kunnen worden aangeduid: een volkomen afwijzing van geweld, list, bedrog en hebzucht. Ook al noemt Jezus het een lichte last hem te volgen – dit is wel degelijk een zware opdracht. Volgens het zelfde goede geweten zou zo goed als niemand zich christen kunnen noemen. Het trachten te leven volgens de door hem gegeven richtlijnen is al heel wat – en deze richtlijnen zijn nog wel eens tegenstrijdig. Dit laatste maakt een autoritair opgelegde interpretatie bij voorbaat onmogelijk en onwenselijk – het is inherent aan het volgen van Christus dat alleen een streven kan zijn.

Een van de fraaie paradoxen van het volgen van Christus is dat dit geen aanspraak op superioriteit kan maken. Het einde van Christus’ leven – hij is als onschuldige ter dood gebracht door de machthebbers van zijn tijd en plaats – sluit tegelijkertijd zijn grootheid en zijn nederigheid in: er kan geen cartoon bedacht worden die beledigend genoeg is voor iemand die zo behandeld is. Wie denkt dat het niet zo is ziet zichzelf vooral beledigd in zijn of haar navolging van Christus en waant zich dus superieur aan de naamgever van het christendom. Vanuit de algemeen beleden christelijke godsdienst bega ik hier de onoverkomelijke fout de verlossing van de zonde van de gehele mensheid door het lijden van de schuldeloze Christus buiten beschouwing te laten. Ik doe dit in het blijmoedige besef dat zeer weinig zich christenen noemenden dit ook daadwerkelijk geloven – als zij dit deden zou er immers geen godsdienst nodig zijn. Ik doe dit in navolging van de Franse denker Jacques Ellul, die op deze grond het christendom (christianisme – Christus verworden tot een -isme) afwijst.

Het anarchisme – hierover mag geen misverstand bestaan – is niet los te zien van de zich ontwikkelende staat. Het afwijzen van de wereldlijke macht door Christus – en derhalve door degenen die hem navolgen – betekent nog niet per se dat zij anarchisten waren of zijn. Dit zou anachronistisch zijn. Noch de staat, noch de kapitaalsverhouding waren ontwikkeld tot de totale verhoudingen die zij nu vormen. Ten hoogste kan gezegd worden: Christus navolgen in deze tijd kan alleen als men anarchist is. Geldt het omgekeerde?
Men ziet het wel in de bloemlezende of opsommende historische overzichten – anarchistische gedachten bij klassieke of voorklassieke Griekse denkers, in het taoisme, het boeddhisme, in het christendom. Anarchisme valt te omschrijven als het streven naar anarchie in positieve zin, oftewel: naar de grootst mogelijke orde onder de minst mogelijke macht. Dit betekent nu: het overwinnen van de totale verhoudingen gevormd door staat en kapitaal. Hiervoor is nogal wat geloof nodig. In de eerste plaats in de wenselijkheid van het streven. Vrijwel niemand zal zeggen dat hij of zij geen vrijheid wil – maar liever altijd nog wat meer dan de ander, als het er op aankomt. Dat de mens goed is en de ander niet wil onderdrukken is wel degelijk een geloof, een mooi geloof dat het waard is na te streven. Ook het anarchistisch streven wordt met een zware paradox geconfronteerd: kan men mensen dwingen tot vrijheid? Deze paradox zou overwonnen kunnen worden door inderdaad Christus na te volgen. Dit is geen oproep tot bekering – godverhoede – maar een aanwijzing naar de mogelijkheid de paradox op te lossen. Wie niet vernederd kan worden kan ook anderen niet vernederen; wie niet wil dwingen kan niet gedwongen worden. Het koninkrijk Gods is het rijk van de vrijheid. En daarbij komt dat niemand gedwongen kan worden om in (een of meer) god(en) te geloven. Ook het tegendeel geldt – iets wat verklaarde atheïsten nog wel eens over het hoofd zien.

Het christendom is niet mislukt, het is eenvoudigweg nooit geprobeerd, zegt Chesterton. Anders: deze gedachten zijn zo oud dat zij nieuw lijken (Peter Maurin). Hiermee zijn al twee namen van denkers die van belang zijn voor het christen-anarchisme genoemd. Wie zijn verder van belang, buiten het eerder genoemde Nieuwe Testament – dat niet zomaar los te denken is van de Joodse bijbel, in dit verband het Oude Testament genoemd? (Maar hoed u voor de valkuil van de idee dat u alles “van kaft tot kaft” maar te slikken hebt, zoals fundamentalisten en atheïsten u menen te moeten voorschrijven – dan kunt u al halverwege het eerste hoofdstuk van het eerste boek de bijbel wegleggen). Het aardige is dat u de in het algemeen atheïstische kerkvaders en –moeders van het anarchisme er gewoon bij blijft houden. U krijgt er iets bij, er gaat niet per se iets af (u gelooft hen toch ook niet “van kaft tot kaft”, wel?). U betreedt rijk en groot terrein. En ook hier zijn de kerkvaders en –moeders nooit meer autoriteit dan u wilt.
Er zijn degenen die in het algemeen door (bijna alle) christelijke denominaties kerkvaders of –moeders geacht worden. Velen hebben de machten van hun tijd afgewezen en hier behartenswaardige dingen over gezegd. Dan is er de bonte stoet van dwarsdenkers en –doensters die als de rode draad door de geschiedenis van het christendom loopt, de “stiefkinderen van het christendom” zoals de theoloog Lindeboom hen redelijk liefdevol noemt. “Ketters”, als u niet begrijpt over wie ik het heb.
Pas met het opkomen van de moderne staat kunnen wij waarachtig van christen-anarchisten spreken: te beginnen met de Engelse Levellers en vooral de Diggers, van wie Gerrard Winstanley de bekendste is. Proef de poëzie van William Blake. Onderga de tuchtigingen van Sören Kierkegaard die de schijnheiligheid van de zich christen noemenden van zijn tijd te lijf gaat. Laat u oproepen tot ongehoorzaamheid aan de staat door Adin Ballou, door de transcendentalisten Emerson en Thoreau. Word buitensporig met Leo Tolstoj of verdiep u in het donkere noodlot met Fjodor Dostojewski. Maak kennis met die rare dominees Bähler of Kylstra, met Lod. van Mierop, Felix Ortt of Kees Boeke – in het eigen land dat u niet erkent maar waarvan het wel handig is dat het dichtbij is (een rijke traditie waarover ik nu niet ga uitweiden). Lees de Romeinenbrief met de jonge Karl Barth. Vereenzelvig u met de dieren in het gezelschap van Albert Schweitzer. Verdiep u in de ethiek van Bonhoeffer. Richt uw blik op Rome aan de hand van Dorothy Day, Peter Maurin, Chesterton zelfs, de Berrigans, Hennacy en anderen. Lijd mee met Simone Weil. Verneem de snijdende maatschappijkritiek, die u lang niet altijd aangenaam zal overkomen, van Jacques Ellul. Stort u in de theologie met Vernard Eller. Houd het klein met Schumacher. Word klein met David Andrews.
Verbaas u er over dat er anarchisten zijn die geen last hebben van een anthropomorfe opperbaas – die wordt vooral in leven gehouden door tekenaars en atheïsten - en die toch gelovig, misschien zelfs godsdienstig zijn. De overgrote meerderheid van de mensheid is religieus, gelovig of godsdienstig. En het christendom is de grootste godsdienst op deze wereld. Wat zou de wereld mooi zijn als deze christenen inderdaad volgers van Christus zoals boven aangeduid zouden worden. Als er geen toekomst voor het christendom is zonder anarchisme dan is – alleen al op numerieke gronden - tenslotte het omgekeerde ook het geval. Hetgeen gesteld diende te worden.

Geen opmerkingen: