23 juli, 2009

In de stuurhut van de Titanic - voortdurende crisis en verdampende staten


Het wachten op de komende katastrofe lijkt op de kalmte die hoort bij het opgeven van alle hoop. Wij hopen niet meer op herstel van de oude wereldorde met zijn tradities, of op de herintegratie van de massa's op de vijf continenten die in een chaos zijn terechtgekomen door het geweld van oorlogen en omwentelingen en het toenemend verval van alles wat nog gespaard is gebleven. Onder verschillende voorwaarden en uiteenlopende omstandigheden slaan we de ontwikkeling van dezelfde verschijnselen gade - ontheemdheid op ongekende schaal, ontworteldheid van onvoorstelbare diepte.

Nooit is onze toekomst onvoorspelbaarder geweest, nooit zijn wij zo afhankelijk geweest van politieke krachten waarvan we niet kunnen verwachten dat ze de regels van het gezond verstand of van zelfbehoud zullen volgen - krachten die aan pure waanzin doen denken, beoordeeld naar de normen van andere eeuwen. Het is alsof de mensheid verdeeld is tussen hen die in menselijke almacht geloven (die denken dat alles mogelijk is als men de massa's ertoe weet te organiseren) en hen voor wie machteloosheid de belangrijkste ervaring van hun leven is.

Op het niveau van historisch inzicht en politiek denken overheerst een nauwelijks gedefinieerd algemeen inzicht dat de wezenlijke structuur van de beschaving op het punt staat het te begeven. Hoewel zij in sommige delen van de wereld beter behouden lijkt te zijn dan in andere, kan zij nergens dienen als richtlijn voor de mogelijkheden van het tijdperk, of als passend antwoord op de gruwelen van de tijd. Hoop zonder hoop en hopeloze angst lijken dichter bij de kern van de gebeurtenissen te staan dan afgewogen oordeel of inzicht. De belangrijkste gebeurtenissen van onze tijd worden niet minder effectief vergeten door degenen die in de onvermijdelijke ondergang geloven dan door hen die zich aan roekeloos optimisme overgeven.


Profetische woorden uit een tijd die zo ver geleden lijkt dat zij plotseling hier en nu aanwezig is: 1950, het jaar waarin Hannah Arendt dit onder andere in haar voorwoord tot The origins of totalitarianism schreef. Dat een steeds verder vervallend maar zegevierend kapitalisme - zich presenterend onder de banieren van democratie en markteconomie - een subjectloos totalitarisme kon worden was niet te voorzien, en toch: de inleiding is tientallen jaren na de gouden tijd van het kapitalisme even toepasselijk als in die dagen na de Tweede Werldoorlog.

Ooit hebben mensen binnen de democratische markteconomie duidelijk besef gehad van verleden, heden en zelfs een toekomst. Op de bij formeel onderwijs behorende manier werd dit besef in banen geleid en binnen deze banen bevorderd. De opkomst van geschiedenis als schoolvak en als bij de humaniora behorende wetenschap is gelijk ontstaan met het ontwikkelde kapitalisme (dat ik verder zal aanduiden als democratische markteconomie). Geschiedenis was nationaal bepaald. Nederland, dat als koninkrijk binnen zijn huidige grenzen pas bestaat sinds 1839, werd teruggeprojecteerd in de tijd, tot ongeveer waar de Batavieren op een houtvlot "ons land binnenkwamen". Het was dus al van "ons". Deze geschiedenis is nog net niet zo pijnlijk als die van Groot-Brittannïë, dat in 1066 veroverd werd - door wie, terwille van wat, als de Normandische erfenis als deel van het nationaal verleden wordt opgevat? Nederland had zijn eigen pijnlijke kwestie. Dat het muitziek Bels gespuis zoals een poeet uit die tijd het zo treffend noemde op goede historische gronden in één staatsverband met het zich noemende Nederland had gehoord, maar voor de eer had bedankt, slaat een gat in het nationale geheugen. Een groot deel van de vroege "Nederlandse" cultuurgeschiedenis en geschiedenis in de brede zin van het woord speelde zich af in wat inmiddels toch echt buitenland was. Het nationalisme diende zich te richten op de overwinning van de protestanten in de Noordelijke Nederlanden, waardoor het calvinistische karakter van Nederland - ook een negentiende-eeuwse uitvinding - bepaald werd. Dat dit calvinisme in de zestiende en zeventiende eeuw vooral gedragen werd door mensen die intussen met terugwerkende kracht Belgen moesten heten hoorde tot de nationale addertjes in het gras waar niet op getreden moest worden.

De geschiedenis van het ontstaan van deze geschiedenis is inmiddels zelf... geschiedenis die nauwelijks meer enig algemeen, laat staan een "nationaal" bewustzijn raakt. De tijdshorizon naar het verleden is sterk vervaagd, en wordt door trivialiserende media en quasi-populair-wetenschappelijke drukwerken alleen nog meer uitgewist. De Tweede Wereldoorlog en de nog steeds traumatischer wordende bezetting (maar door wie? door de Duitsers? of toch maar door de nazi's?) zijn ver genoeg in het verleden. De democratische markteconomie leeft eigenlijk het liefst in een eeuwig heden. Er dient niet gevraagd te worden waar zij vandaan komt, de vraag naar haar toekomst dient vermeden. Dit laatste niet zozeer doordat er een opstand broedt onder de proletarische massa's, maar omdat de rekening - om de beeldspraak van de democratische markteconomie zelf aan te houden - in de vorm van vernietiging van de voorwaarden tot menselijk zoniet vrijwel alle leven op aarde zal komen - maar wanneer? De democratische markteconomie is bezeten van doodsdrift die niet meer te temmen lijkt. In een toestand van eeuwig heden vervalt het bij het leven behorende besef van een begin en einde, maar beide kunnen niet blijvend ontkend worden.

Zonder besef van de door het verleden belaste connotatie heeft de democratische markteconomie zich enige tijd geleden tot de beschaafde wereld uitgeroepen. De echt beschaafde wereld dan - een populair ideoloog als Huntington ziet verscheidene beschavingen op deze wereld. Als goedgeprogrammeerd niet-denker weet hij niet hoe dicht hij bij de bron van bijvoorbeeld het nazisme zit met zijn beeld van botsende beschavingen. Hoe giftig een dergelijk op pseudo-historische redenerinkjes gebaseerde ideologie ook is, zij zal niet meer leiden tot een consequentie als een hernieuwd nazisme. De werkelijkheid is overigens al erg genoeg. De democratische economie, die vanuit het niets naar nergens gaat, weet wat er mis is: er zijn schurkenstaten, er zijn mislukte staten, er zijn staten die er toe doen voor de beschaafde wereld en er is de beschaafde staat, de eigenlijke democratische markteconomie.

Schurkenstaten zijn er in principe om door middel van democratisch-markteconomische chirurgische treffers tot de orde geroepen te worden. Irak, Joegoslavië, Afghanistan en opnieuw Irak hebben de wrekende macht van de democratisch-markteconomische ingrepen mogen voelen, en zijn intussen van de status van schurkenstaat naar de wat overzichtelijker rang van mislukte staat gepromoveerd of gedegradeerd. Het wordt in deze categorie druk. Het grootste deel van Afrika bevindt zich hier. Vooralsnog zijn misschien Marokko, Egypte, Botswana en Zuid-Afrika uitgezonderd, verder zijn de staten van Afrika al grotendeels verdampt of wachten zij op deze verdamping. De centrale overheid wordt er vervangen door een diffuus geheel van elkaar bestrijdende pseudo-overheden, licht bewapend, maar bewapend genoeg voor genocidale massamoord. Huiveringwekkende aantallen doden die door hun omvang vanzelf zeggingskracht verliezen vallen - niet onder de ogen van de televisiekijkende menigte, maar ze vallen. Een miljoen in de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea. Driehonderdduizend tijdens de implosie inclusief hongersnood in Somalia. Zevenhonderdduizend in zes weken in Rwanda, 1994. Het aantal doden in de sinds 1997 lopende oorlog in de Democratische Republiek Congo (over honende namen gesproken) wordt op vier miljoen geschat. Nog andere lopende moordaffaires: Algerije, Soedan, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Burundi, Angola - en de lijst zal niet korter worden voorlopig.

Maar Afrika heeft niet het alleenrecht op de mislukte staat. Kort voor de invasie van Irak maakte de Amerikaanse regering bekend dat de Salomonseilanden deel uitmaakten van de coalitie van bereidwilligen. De regering van deze archipel, slechts voorzien van een handjevol politietroepen, zei van niets te weten. Enkele maanden later was de archipel zelf object van invasie, omdat schurken bezit zouden kunnen nemen van deze mislukte staat. De nieuwsconsument in de beschaafde wereld wordt verder niet op de hoogte gehouden. Hard op weg een mislukte staat te worden: Indonesiïë, dat nog niet lang geleden met harde militaire hand bijeengehouden werd. Sri Lanka lijkt een mislukking te zijn. Dichter in de buurt van de beschaafde wereld: de Sowjet-Unie, tweede mogendheid van de wereld, in bezit van kernwapens, uiteengevallen in vijftien zich op etniciteit beroepende, door wisselende bendes beheerste, verdampte staten. Enkele ervan worden het waardig geacht lid te worden van de Europese Unie. Tsjechoslowakije en Joegoslavië waren te groot voor hun door etnisch geboefte beheerste onderdelen, maar leveren ook nieuwe lidstaten. De mislukking komt dichter bij de zich noemende beschaafde wereld.

Zijn er op het westelijk halfrond mislukte staten? Kort achtereen zijn de regeringen van Argentinië en Bolivia weggejaagd door een woedende bevolking, maar het is niet geheel duidelijk of in Latijns-Amerika de mislukking zich al aandient. De ontwikkelingen hier zouden ook de weg kunnen wijzen voor - toch - een toekomst voorbij de horizon van de democratische markteconomie. Maar het is nog te vroeg om conclusies te trekken. Voorlopig heerst de barbarisering. Deze kan men moeilijk meer een tijdelijk schooheidsfoutje van de democratische markteconomie noemen. Vooral omdat de verdamping van staten als recept is voorgeschreven door instellingen als het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. De overheid moest drastisch afgeslankt worden en de schulden moesten voldaan. Tot op het punt waarop er geen overheid meer was om de schulden te voldoen. Het grote uitkleden was voorafgegaan aan de implosie van bijvoorbeeld Joegoslaviïë en Somalia.

Naast de aanstaande implosie van Indonesiïë is in Azië een nog vreeswekkendere ontwikkeling te verwachten. Eerder vroeg dan laat zal het mislukte model van ontwikkeling-door-staatsingrijpen in China daadwerkelijk ten einde komen. De perverse socialistische retoriek is al grotendeels weggevallen, en de potemkindorpen lopen leeg of komen in opstand. Als het regime, dat inmiddels als simpelweg fascistisch aan te merken is, instort, zal China dan voortbestaan? Zal het bendewezen opnieuw een kernmogendheid in handen krijgen, vechtend uiteenvallen, demonstreren wat de consequentie is van de democratische markteconomie?

Dat er door het wegvallen van staten ongehoorde hoeveelheden mensen gedood en op de vlucht gejaagd worden is helaas niet moeilijk te verklaren. De democratische markteconomie heeft geen mensen nodig, en nodigheid is binnen de termen van dit subjectloos stelsel het enige criterium waaraan levende wezens of dingen dienen te voldoen. Nodig in de zin van koopbaar of verkoopbaar, als waar dus. Vooral in de zogenaamde Derde Wereld zijn inmiddels miljarden mensen tot de economisch irrelevante status van huisvrouw gepromoveerd of gedegradeerd. Hausfrauisiert noemt Maria Mies het, een onnavolgbaar mooi en eigenlijk in zijn trefzekerheid onvertaalbaar woord. Hoewel het vak van huisvrouw juist in die zogenaamde Derde Wereld niet een vanzelfsprekende roeping is, wordt de reactie op het besef van overbodigheid vooral door mannen vertaald in bereidheid tot het geweld waartoe de benden zich organiseren. Geweld waarbij desnoods het eigen leven op het spel wordt gezet, als uiterste symbolisering van de overbodigheid van mensen en de doodsdrift van de democratische markteconomie. Op alles en iedereen schietende "krijgsheren" en zelfmoordcommando's of -eenlingen zijn geen atavistische afwijkingen ten opzichte van een voortschrijdende vooruitgang, zij zijn uiterst moderne ontwikkelingen die de democratisch-markteconomische moderniteit in haar ware perspectief plaatsen.

De reactie in de beschaafde wereld is dan ook spiegelbeeldig. Een ware hetze tegen mensen uit de wereld van de talloos-overbodigen die hopen nodig te zijn in de zogeheten Eerste Wereld wordt ontketend, waarbij schamele vrijheden als ongedocumenteerd op straat mogen lopen van hogerhand worden opgeofferd. De aanwezigheid van overbodigen met de verkeerde of geen papieren, illegalen, asielzoekers of hoe men hen verder zal noemen kan niet getolereerd worden. Onder de vlag van cultuur wordt de etnische barbarij als vertoog ingevoerd. En of er al bendes jagen op verkeerd-gekleurde medemensen of niet, de democratisch-markteconomische overheid neemt een voorschot op het bendewezen door zelf de jacht op de ongewenste vreemdeling voor geopend te verklaren. De moderne uitvinding van het racisme wordt overdekt met een laagje "culturalisme" en de immer terugwijkende overheid krijgt de vrije hand de verkeerd-culturelen hun plaats te wijzen. Dit alles om de tot lynchen bereide meute voor te zijn - "het draagvlak onder het beleid dient gehandhaafd" door zelf discriminatie in te voeren. Ook hier zijn de inmiddels verstommende zalvende praatjes over de multiculturele samenleving respectievelijk het multiculturele drama complementair in een vertoog over mensen die overbodig zijn en "hier eigenlijk niet horen". Er is maar één reactie voorlopig niet goed denkbaar in de hoogstontwikkelde Europese democratische markteconmie: nationalisme is een gepasseerd station. En Nederland is wel degelijk gidsland bij het voortvarend afschaffen van de basis van nationalisme, namelijk in het afschaffen van geschiedenis als vak dat het begrip natie vormt. Wat zou men zich bij een herlevend Nederlands nationalisme moeten voorstellen? De werkelijkheid is erger - zo erg in feite, dat Nederland ook gidsland is bij het opgeven van het eerste en betrekkelijk laatste voordeel van staatsburgerschap: het levert burgers uit aan vreemde mogendheden.

De gouden jaren van de democratische markteconomie liggen achter ons, globaal gesproken waren het de jaren tussen 1945 en 1975. Sindsdien is de overbodigmaking van mensen, de hausfrauisierung, ook in de zogenaamde ontwikkelde wereld voortgeschreden. Een mate van werkloosheid wordt geaccepteerd die in absolute getallen allang de tijd van de grote crisis overtreft. Symbolische offers op het altaar van abstracte arbeid kunnen hier weinig aan veranderen: stadswachten, controleurs in het openbaar vervoer, taakgestraften die papiertjes prikken in het park - de overbodigheid van mensen is dagelijks akelig aanwezig voor wie er nog oog voor wil hebben.

Maar mensen zijn voor één onontkoombaar aspect van de democratische markteconomie wel nodig: er moet geconsumeerd worden. Ook als de overheid het streven van zelf handhaven van een reserveleger consumenten opgeeft (de zogeheten verzorgingsstaat) blijft consumptie nodig. De paradox dat mensen die niet nodig zijn voor de productie wel nodig zijn voor consumptie is onoplosbaar, en zij is tekenend voor de onmenselijkheid of ontmenselijktheid van de democratische markteconomie. En er wordt wereldwijd gezien te weinig geconsumeerd. Het was de grote angst voor de grote angst na de aanslagen in New York en Washington: een goed patriot ging juist flink winkelen om de beschaving van dat deel van de wereld te onderstrepen. Er is een tijd geweest waarin onderconsumptie als kenmerk van een economische depressie werd gezien. Nu we al enkele decennia gewend zijn aan de combinatie van grote werkloosheid, onderconsumptie en economische groei dient klaarblijkelijk het beeld van depressie bijgesteld te worden. De grote crisis doet zich vooralsnog voor in de streken die wel de nieuwste industrïëe ontwikkeling meemaken, maar de vorige ronden grotendeels gemist hebben - de vroegere Derde en Tweede Wereld, het deel van de wereld waar de democratische markteconomie eenvoudigweg "niet werkt" en ook nooit meer zal werken: de katastrofelanden die de etiketten schurken- of mislukte staat dragen. Deze landen zijn de leveranciers van overbodige mensen in eigen land en aan de Eerste Wereld.

De democratische markteconomie is subjectloos: mensen, iedere mens in feite is overbodig - en tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat er mensen aan het hoofd staan van de organisatie van dit subjectloze stelsel. Zij zijn zelf inwisselbaar en misbaar - er is een heersende klasse, maar de zekerheid van het heersen ontbreekt al geruime tijd. Men kan deze heersende klasse ook moeilijk meer aanduiden met de aan de middeleeuwse maatschappijordening ontleende term bourgeoisie. Meer dan "heersende klasse" zit er niet meer in. Dat het nog steeds van belang is de staat in handen te hebben wordt geïllustreerd aan de hand van de Verenigde Staten van de afgelopen jaren. De anti-etatische retoriek van rechts dat daar aan de macht is is meer dan schijnheilig. Wat er op federaal niveau is gebeurd in 2000, en in de dichtstbevolkte staat Californië in 2003 kan toch niets anders genoemd worden dan staatsgreep met constitutionele dekking. En de nauwelijks geletterde bendeleiders die op de troon zijn gezet hebben precies gestudeerd wat de beproefde kreet onderstreept: "Onwetendheid is macht". Zowel Schwarzenegger als Bush II zijn gekwalificeerde bedrijfskundigen.

Er is een tijd geweest waarin wetenschappelijke bedrijfsvoering inderdaad een vak was waarvoor men iets moest begrijpen en weten. Het doel mag vanuit socialistisch standpunt verachtelijk zijn geweest, het fordisme en taylorisme vergden ook iets van degenen die de loonarbeid organiseerden. Die tijd is voorbij. Het is bijna onvoorstelbaar - zelfs met George W. en Arnie in gedachten - tot wat voor diepten de aan hogescholen en universiteiten massaal gedoceerde discipline van management in intellectueel opzicht gaat. En dan nog is een groot deel van dit diepe denken gewijd aan kreetjes die uit de merkwaardige keuken van het nieuwetijdsdenken komen: leiderschap, bedrijfsklimaat, bedrijfscultuur, veranderkunde, synergie... Moet je veel weten als je in het kader van de verbetering van de concurrentiepositie een massaontslag aan te kondigen hebt? Als je wat woorden moet rondstrooien als flexibilsering, aanpassing, reorganisatie, vernieuwing?

Veel van dit oorverdovende gezwets heeft een inherent ultrarechtse lading: het beklemtonen van het ware leiderschap, het zwelgen in culturalisme (al dan niet multi-), en in het algemeen een ideologisch offensief tegen een links dat allang in de hondenmand ligt en hier stil de geest heeft gegeven. Ultrarechts streeft naar verandering en vernieuwing, voortdurend en zonder ophouden - het is conservatief om te zeuren over sociale voorzieningen en het behoud van arbeidsplaatsen. Het meest stompzinnige managementboek dat dan ook de grootste hit is onder alle lichten die zich met macht vereenzelvigen in de hoogontwikkelde landen is een soort stripboekje. De piepende muizen die dagelijks worden losgelaten op "hun werkvloer" komen er op een dag achter dat hun kaas (hun arbeidsplaats met het bijbehorende loon) verplaatst is. Wie heeft mijn kaas verplaatst? Die vraag wordt niet beantwoord, want de democratische markteconomie is nu eenmaal subjectloos. Globalisering, flexibilisering, concurrentie en vernieuwing hebben de kaas verplaatst. Je kunt maar beter weg zijn voordat je kaas verplaatst wordt, of voordat hij gaat stinken, is de blijde boodschap. Het is bijna niet te geloven, schrijft Thomas Frank, een van de bestrijders van het heersende marktpopulisme zoals hij het noemt, maar het is onontkoombaar: dit is wat de heersende klasse onder denken verstaat.

Een denken waarin geen bonden meer bestaan, waarin beurskoersen alleen maar kunnen stijgen en waarin steeds meer van hetzelfde als vooruitgng afgeschilderd wordt. Op weg naar een wereld waarin de katastrofe in de landen dichtbij maar o zo ver weg als bedrijfsongeval wordt gezien, dat met een eventuele oorlog te verhelpen is. Concurrentie met andere middelen, zo wordt het niet genoemd, maar het is de juiste kwalificatie van de barbarij die in de katastrofelanden heerst en die vanzelf naar de zo rustige ontwikkelde wereld toekomt - al was het maar door de zogenaamde noodzaak tot democratisch-markteconomische precisiebombardementen.

Het geheel stevent af op een grote katastrofe. Zonder socialistisch alternatief - dat zich voorlopig alleen binnen de termen van de democratische markteconomie zal moeten en kunnen ontwikkelen - kan het inderdaad alleen in barbarij eindigen: een kernoorlog tussen onvoorspelbare partijen, de ecologische instorting, de veralgemeende burgeroorlog van de benden. De heersende klasse denkt dat zij alleen wat kaas heeft te verplaatsen. Zij zit zonder het te willen weten in de stuurhut van een Titanic.

(Jaarboek Anarchisme, 2004).

2 opmerkingen:

Pieter Brouwer zei

Ok, dus in 1950 koersten we volgens Ahrendt af op een totalitaristische catastrofe en in 2004 ook weer (of nog steeds). Het is nu 2017 en ik neem aan dat met Trump en Pechtold en dat soort lieden de catastrofe er nu echt aan zit te komen. Mijn broer zegt ook vaak dat alles "helemaal fout gaat aflopen" en dat hij het erg somber in ziet voor de wereld.

Zelf ben ik veel stoicijnser. Als de mensheid door een catastrofe ophoudt te bestaan is dat toch helemaal geen ramp? Denkt U zich eens in hoe leuk het dan wordt voor de insecten, vogels, katachtigen, vossen en wolven enzovoorts. Die kunnen dan naar hartelust door een prachtige natuur struinen, vol met bloemen en zoemende bijen en nergens een bromfiets te horen! Jammer eigenlijk dat U er niet bij zult zijn.

Ook een aardig gedachte is dat er een miljoen of wat jaren later opnieuw mensachtigen zullen ontstaan uit chimpansees of gorilla's. Die ontdekken dan onze restanten zoals plastic boodschappentassen of kapot glaswerk. Jammer dat ik daar niet bij kan zijn, want ik zou hun verbaasde gezichten graag willen zien!

Heeft U trouwens enig idee hoe lang het nog moet duren voordat de catastrofe komt?

AdR zei

De catastrofe is juist, dat alles gewoon doorgaat (Walter Benjamin).
Het kapitalisme is aan zichzelf ten onder aan het gaan, er is niet één punt waarvan men kan zeggen: dit is het omslagpunt, daar hield het op.
De (andere) catastrofe is dat er geen morgenrood te ontwaren is vooralsnog. Maar misschien komt dat toch nog.