07 maart, 2008

Vampieren en violen


Voor het filmnummer van het Jaarboek Anarchisme/De AS was het de bedoeling dat redactieleden een kort stuk zouden schrijven over een film die elk afzonderlijk geroepen had tot het anarchisme of in het anarchisme had bevestigd. Eerlijk gezegd kon ik geen cultureel-correcte speelfilm bedenken die hier voor mij aan voldeed - misschien had ik The treasure of the Sierra Madre moeten noemen - dan was die titel tenminste nog gevallen. Maar het zou niet eerlijk zijn geweest. En dus...


*


De cultureel en natuurlijk politiek-correcte film noemen, waarbij je meteen met de vuist omhoog de Internationale zingende de barricade opging – die er niet was. Van alles wat films met je kunnen doen kan ik nu juist dat niet zeggen. Bij Fahrenheit 911 op de stille nekkenloge zitten, een traantje wegpinken bij het slot – ziet toch niemand – en dan komt er een onbekende leuke vrouw langszij op de fiets die wil napraten want zij heeft op jouw rij gezeten – een droomscène – een ongeloofwaardige film op zich. Maar naar die film gingen we omdat we al bekeerd waren, concludeerden wij in het café. Hier ben ik al op het punt dat ik in het algemeen over films zou kunnen zeggen: ze veranderen je perceptie van de werkelijkheid, waarmee die werkelijkheid zelf verandert. Als kind zag ik bijna wekelijks wel een film van de Dikke en de Dunne in het buurttheater – Laurel en Hardy dus. Er was mij verteld dat beiden dood waren, dus iedere bloempot die op een van beider hoofden belandde en pijnkreten ontlokte zag ik als een nagel aan hun doodskist. Vreselijk. Er is een punt gekomen waarop het mij duidelijk was dat het film was en dat Ollie niet echt pijn leed, en ik de film gewoon kon genieten. Maar wanneer was dat eigenlijk?

Zo was er kordaat optreden van een meisje voor nodig om mij duidelijk te maken dat bij het afscheid na een avondje uit er geen vioolmuziek zou komen om duidelijk te maken dat er gekust kon worden en Iets Heel Liefs gezegd. Tot dan had ik die violen nooit gehoord en was het bij handopsteken, zwaaien, tot bellens, gebleven. Goeie kans trouwens dat het avondje uit zich gedeeltelijk in de bioscoop had afgespeeld, en dan ligt het er zo dik bovenop. Ik heb mijn verwondering over die vioolmuziek al eens beschreven in Arcade, in het artikel Demonologie van de demonologie. Mijn beeld van de omstandigheden waaronder De Kus valt is uiteraard bepaald door een zeker genre Hollywoodfilms, dat ik dan moest hebben gekend van de televisie. De beste tijd van de televisie was trouwens toen TNT permanent dergelijke films op de kabel liet zien, een jaar of tien geleden. Maar goede dingen mogen nooit blijven.

Het soort films waar ik als adolescent vooral naartoe ging waren vampierfilms, in de nachtvoorstelling, liefst in Desmet. Niets bevestigt de griezelige werkelijkheid waarin je in de zaal bent ondergedompeld zozeer als de verlaten Amsterdamse Plantage midden in de nacht. Enge vogelkreten uit Artis... Naar zo’n film ga je alleen, en er moeten ook niet te veel mensen in de zaal zitten. Daar werd altijd in voorzien, behalve in het geval van The fearless vampire killers, waarbij de zaal stampvol bleek te zitten met publiek dat zat te bulderen van het lachen. Wat een gebrek aan eerbied! Na een paar jaar vampierpauze – gevuld met verantwoorde films – ging ik er weer eens een zien, weer in Desmet, vlakbij het Waterlooplein, waar het Anti City Circus mij wel even kon missen. Plotseling zag ik de gemakzuchtige effecten, het schmieren, tot de zichtbare touwtjes aan toe die boven de vliegende bloeddorstige graaf hangen. Je ziet dat het een in twee betekenissen goedkope productie is. Het was het einde van verknochtheid aan een genre. Terug bij het Circus bleek iedereen intussen ladderzat te zijn, een stap in weer een andere moeilijke werkelijkheid.

Een keuze? Dan toch maar een documentaire film, Viva Portugal, van o.a. Serge July, vanwege mijn meeleven met de revolutie en mijn verliefdheid op het land. Mijn gevoelens werden speciaal bevorderd door de bovengenoemde vioolloze kus met lieve woorden na afloop.

Geen opmerkingen: