29 maart, 2009

Meatrix


De fractievoorzitster van de Partij voor de Dieren hoeft niet "in de markt gezet" te worden als goed gelijkgeschakeld shopaholic (leuk op tijd bedacht, zeg, zo midden in de kredietcrisis!), die dol is op jurkjes en let op de hangbillen van mannelijke Kamerleden. Zij is een klassieke grootogige schoonheid die als telg van het patriciaat zich ook niet hoeft waah te maken met het vehschgikkelijke accent (Poldehnaidehlands?) van de zich inmiddels als sexy aanpgijzende fgactievoohzitsteh van de club die wel degelijk rijp is voor fusie met de VVD.

(Eigenlijk had ik het helemaal niet hierover moeten of moeten willen hebben, omdat het een vertoog is waar ik geen deel aan wil hebben. Maar de ergernis over de inhoudloosheid en het politieke afdrijven naar ultrarechts van die ene club moest ik toch kwijt. Ik laat het dus staan, ik hoop op begrip).

Marianne Thieme sprak vandaag in Amsterdam over haar Het gelijk van de dieren, het geluk van de mensen. Haar voordracht bestond grotendeels uit een verhaal rond de film Meat the truth, waarop het boekje gebaseerd is. Zij ging uitdrukkelijk in op economische afwegingen van verminderde vleesconsumptie - wat het uitmaakt als iedereen in Nederland van zeven dagen tot een dag geen vlees eet. De uitwerking hiervan is nogal spectaculair. Ik kom er op terug.

Haar boekje sloeg ik zojuist op een willekeurige plaats op en ik lees over de vraag die ik haar gesteld heb:
"Heeft die plant geen verschrikkelijke pijn als je 'm opeet?"
Zelden is het zo dat zulke opmerkingen voortkomen uit oprechte bezorgdheid over het lot van (...) de plant. Meestal komen ze voort uit de dringende behoefte het eigen gedrag te rechtvaardigen, door het te spiegelen aan dat van de dierenbeschermer. Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie, zei eens toen ze geconfronteerd werd met een dergelijk verwijt van vermeende inconsequentie: "Ik leef liever inconsequent goed, dan consequent fout."


Thieme vertelde dat zij regelmatig op scholen spreekt en dat kinderen, zo ongeveer op de leeftijd van tien, elf, geen moeite hebben met vertogen ten ongunste van vlees eten. Hun geweten is nog niet ondergesneeuwd met drogredeneringen. Het is kinderlijk eenvoudig uit te leggen waarom vlees niet kan.

Mijn vraag lag in het verlengde van de redeneertrant van laat ik zeggen zo'n elfjarige. Hebben planten niet ook gevoel en hoe verantwoord je het dat je dieren laat staan en planten wel eet?
(Ik kan hierop als volwassene antwoorden, Peter Singer bij de hand: planten hebben geen zenuwstelsel zodat het onwaarschijnlijk is dat zij pijn lijden. Planten kunnen kwijnen en dit kan men vereenzelvigen met: ongelukkig zijn, maar daadwerkelijk, bewust, lijden onder dit ongeluk doen zij niet. Nog anders gezegd: planten hebben wel een ziel, maar geen geest. Van dieren kunnen wij aannemen dat zij wel geest hebben, al zullen doorgewinterde anthropocentristen dit loochenen).
Thieme antwoordde dat zij vond dat ook plantenconsumptie matig moet zijn en dat planten met respect behandeld moeten worden: geen gif, geen bestrijdingsmiddelen, geen genetische manipulatie. De elfjarige in mij voelde zich serieus genomen en was tevreden met het antwoord.

Bij de signeersessie - ik zit niet te springen om zo'n handtekening, maar het was een gelegenheid nog persoonlijk iets te zeggen - vertelde ik haar dat veel van de economische redeneringen tegen vleesconsumptie al voorkomen in het boek Het dure vlees en - zo'n vraag klinkt pedant - ik vroeg haar te raden uit welk jaar dit boek was. Zij vond dat het naar de jaren zeventig klonk.
Het boek is geschreven door Felix Ortt, het is van 1913 (en het heet dan ook Het dure vleesch, uitgave van de Nederlandsche Vegetariërsbond). Ik vind het ontmoedigend dat de argumenten al zeker honderd jaar gehanteerd worden.
Ik weet nog goed uit eigen ondervinding hoe Roel van Duijn voor de Oranje Vrijstaat het vegetarisme propageerde met het argument dat "vlees" kweken een omslachtige en buitengewoon oneconomische manier van omzetten van plantaardig eiwit is en dat dit ten koste gaat van de hongerige mensen in de wereld. Dan hebben we het over 1969/70. We zijn op dit punt dus eigenlijk niet vooruitgegaan - en daarom mijn vraag, niet als quiz maar als aanwijzing hoe zwaar de strijd is.
Thieme vond het geen reden om ontmoedigd te zijn. Des te beter dan maar.

Achter mij in het rijtje stond een vrouw in een halflange nepbontjas. Eigenlijk kon ik wel zien dat het een nepbontjasje was, en ook als ik het niet kon zien kon ik het wel raden naar aanleiding van haar PvdD-badge. Toch waagde ik haar de vraag te stellen hoe je nepbont nu van echt kunt onderscheiden. Ik weet niet of zij gepikeerd was - ik zei bij voorbaat dat ik wel wist dat de hare niet van van bont was - maar er zijn zoveel (voor mij) twijfelgevallen, ook waargenomen bij vrouwen die ik waardeer.
Je kunt het merken als je ertegen blaast, zei de partijgenote (ja!) tenslotte. Als ik die methode zou beproeven in het dagelijks leven, op onbekende passerende vrouwen, zit ik binnen een dag achter de tralies, vermoed ik....
Zij begreep het probleem wel, want bont ziet er mooi uit, vond zij (daarom droeg zij natuurlijk een nepbontjasje - het is een zware vraag, en men kan ook stellen dat zoiets als nepbont dan eigenlijk moreel onverantwoord is; maar geldt iets dergelijks niet ook voor vegetarische hamburgers en andere zogenaamde vleesvervangers?).

We zijn hier op het terrein van de kleine lettertjes. Laat ik maar (weer) eens wijzen op mijn eigen Dierenbevrijdingsmanifest.


Geen opmerkingen: