29 maart, 2007

De dag waarop ik over paddo's had geschreven, of: Reach out of the darkness


Het dagelijkse nieuws getuigt van een voortdurende boze droom. Heeft het leger van de Verenigde Staten zonder enige aanleiding Irak aangevallen en bezet, met Britse en Nederlandse hulp? Verschijnen de zalvende mieuze koppen van de politieke hoofdverantwoordelijken niet ongeveer dagelijks op het scherm om zalvend en mieus te zijn en te zeggen dat ze beslist geen spijt hebben?
Intussen nadert het aantal vluchtelingen voor de bezetting van Irak het aantal van vier miljoen. Ambtenaren van het Blair-regime hebben het cijfer van 650.000 doden aan Iraakse kant ten gevolge van de bezetting zeer aannemelijk genoemd, maar mieus en zalvend als altijd verscheen Tony op de buis om te zeggen dat het aantal volstrekt onacceptabel was (dat klopt, maar dat bedoelde hij niet). De half miljoen dode Iraakse kinderen als gevolg van de sancties vanaf 1990 waren acceptabel volgens Albright, al komt zij daar nu op terug.
Dagelijks zien wij genocide als acceptabel beleid gepresenteerd, en de daders staan klaar hun werk voort te zetten tegen Iran.
Wat een tijden!

*


Een nieuwe traditie voor mij: woensdagochtend luisteren naar collega's Frisco Jen en Howard The Vinyl Avenger op KPFT Houston, Pacifica Texas - Reach out in the darkness, een programma zoals ik het zelf zou kunnen maken zij het dat ik zoveel meer "zwarte" muziek zou draaien. (Zelfs progressieve witte Noordamerikanen lijken niet over de kleurbarrière heen te kunnen stappen). Als ik in de buurt ben zal ik zeker langskomen. Daar was sprake van voor dit jaar maar het plan vervluchtigt.
Als Houston zich opmaakt voor het daglicht en het programma is afgelopen is het in Nederland tijd voor lunch. Gisteren moest ik dat zeker doen want ik had mijn afspraak met de oogarts weten te vervroegen, en omdat ik door de kwaal van het dubbelzien wel met de tram moest was het nodig ruim de tijd uit te trekken.

Het onderzoek duurde af en aan zo'n tweeëneenhalf uur. De conclusie, niet verrassend, was dat elk oog afzonderlijk in orde was - ze weigeren alleen samenwerking. "Het kan een neurologische kwestie zijn," zegt de oogarts. Zij ziet blijkbaar dat ik een sombere blik trek. "Maar het hoeft niet zo te zijn, hoor." Er wordt een behoorlijk snelle nieuwe afspraak geboekt. O ja, en voor de zekerheid ook nog even de bloeddruk meten.
De baliemedewerkster die geruststellend onslim overkomt ("Heeft u een geboortedatum?") meet de bloeddruk. "Er moet iets mis zijn, dit kan niet." 195 over 105, onmogelijk - "dat is een wiskundige uitdrukking die zeker niet mijn bloeddruk weergeeft," ijl ik. Ze meet nog eens. Nu is het 211 "over" 110. Zij haalt de oogarts er bij. Die belt meteen de internist van de eerste hulp - "u kwam voor uw ogen en u eindigt met opname" - ik ontstel zichtbaar verder: "Was de uitslag dan geen vergissing?" "Dat hopen we maar".
In verdoofde verbazing zombie ik met mijn dubbele blik (als Roy Orbison met zonnebril - maar het was zonnig zodat het niet zo opviel) naar de Eerste Hulp. Het ruikt naar bloed in mijn hoofd - de schrik over deze ontwikkeling laat mij wankelen.

Bij Spoedeisende Hulp - vertrouwenwekkende naam - wordt opnieuw de bloeddruk gemeten. 214 "over" 108, ja dat is echt te hoog vindt de verpleegkundige. Ik word zo opgehaald uit de wachtkamer. Het staat al vast dat er een hartfilmpje gemaakt zal worden. Ik besef dat alleen al de schrik over dit alles de bloeddruk verder zal doen oplopen.
Voor de spoedeisende internist moet men naar een kamertje, het mijne is aan het einde van een rij grauw uitziende mensen met sondes in hun neus en uitslaande meters aan hun zijkant. "Moet ik echt gaan liggen?" Het vriendelijk omklede antwoord luidt: ja. Een nieuwe bloeddrukmeting levert geen geruststellender resultaat op. Ik word met bed en al de kamer uitgereden voor een "thorax". "Kunt u staan?" vraagt de fotograaf. "Dacht ik wel." Hoe verdedig ik het idee dat ik ook weer niet zo ziek ben als alles om mij heen het tegendeel suggereert? Bedoelen ze dit met een hartfilmpje?
Terug mag ik lopen. Dat kan ik tenslotte nog wel. Maar eigenlijk wordt liggen toch de gewenste positie gevonden. Een co-assistente met corporaal accent gaat een vragenlijst na, die zo ongeveer mijn hele medische verleden onthult. Ik voel mij redelijk gezond als ik het zo naga. Alleen die bloeddruk... De eerste keer heb ik niet als medisch punt erkend, het was slechts een gebroken hart. De tweede keer was overspannenheid. De derde keer pas was een medisch probleem geworden: aanvaring met bazin. Pillen. Vergelijkbare aanvaringen hebben daarna twee keer weer tot medicalisering van een probleem dat elders lag geleid. En nu zijn we vijf jaar verder, en ik heb geen verklaring. Tenzij de stress die moeizaam lopen door slecht zicht met zich meebrengt voor de bloeddrukverhoging zorgt, bedenk ik nu.

Bij de vragenlijst die de coassistente afwerkt hoort de vraag of ik drugs gebruikt heb. Ik schiet in de lach. Niet veel uren eerder heb ik hier over mijn eerste en enige ervaring met paddestoelen geschreven, dus het is openbaar: ja! Ook al stelt het niets voor. Ik weet niet of ze het opschrijft.
Ik kan haar aankijken. Ik zie niet meer dubbel. Tussendoor is mij een bloeddrukverlagende pil toegediend en is bloed afgetapt. Tenslotte komt een verpleegkundige noppen op mijn lichaam aanbrengen op plaatsen waar zij eerst iets met een spuitbus heeft aangebracht. De zuignappen zijn verbonden met een piepend instrument. "U weet wat het is, neem ik aan." "Nee, dat weet ik niet." Ze excuseert zich. "Heeft u dit nooit meegemaakt? Ik maak een ECG, populair uitgedrukt: een hartfilmpje." Ach so. Verdere verontrusting na die thorax.
En dan meet zij de bloeddruk, die is niet omlaaggegaan door de pil, wat blijkbaar de bedoeling was. De coassistente luistert met stethoscoop naar hart en longen. "Goed," zegt zij. En dan lig ik verder met de bloeddrukmeter tamelijk knellend aan mijn arm. Ik ben hier inmiddels bijna vijf uur.

De internist is een jonge vrouw die ik zeker mooi gevonden zou hebben als ik mij vrij en blij had mogen voelen - ach wat, dat vond ik ook zo wel. Binnen maximaal een half uur zijn de uitslagen bekend en kunnen ze zeggen wat ze gaan doen. Zij verontschuldigt zich ervoor dat het lang duurt allemaal. De coassistente merkt mijn nog voortdurende schrik en geeft geruststellende schouderklopjes. "Het komt allemaal goed. Absoluut." Ik barst bijna in snikken uit van opluchting want zij weet natuurlijk al het een en ander.
En weer verstrijkt een half uur. Een laatste meting levert nog steeds enorme cijfers op, 214 "over" 110 als ik het mij goed herinner. "Dit zijn niet de omstandigheden om u rustig te krijgen," begrijpt de interniste. Ik krijg recepten mee en moet zeer spoedig terugkomen. Het uitgebreide onderzoek heeft geen verontrustende vondsten opgeleverd. Alleen de bloeddrukcijfers zijn verontrustend. Een verpleegster brengt mij nog even een rustgevende pil. Seresta, blijkt. Dan sta ik buiten, in de lentezwoele avond.
"Está livre", klinkt het in mij, want als ik toch mijn leven moest laten langsflitsen voor het medisch dossier kon ik ook in de geest nog even in Lissabon langs. Ik kijk om mij heen op straat. Loop naar de tramhalte waar de liefste heen is - om mij op te halen in plaats van te bezoeken. Van schrik zie ik niet meer dubbel.

De recepten lever ik dezelfde avond in bij de apothekersassistente, eigenlijk ook freelance-journaliste, die mij op Koninginnedag 2005 een boekje had voorgehouden op een brug over de Singel: "Moet je kopen. Goed boek." Zij had het net zelf gekocht en zat er in te lezen. Het heette Jullie deugen niet! Zoiets zal Harry Mulisch nooit meemaken.
Misschien krijg ik de gelegenheid voor wat opvolgers te zorgen. Opgeklommen uit een diep dal van schrik. Bijgetekend.
De donkere nacht eensklaps voorbij.

Geen opmerkingen: